Treinen. Of beter gezegd: treinen en treintjes.
Over het hoe en wat kun je beter niet nadenken. Het is een gevoel.
Een gevoel dat mij overmande toen ik als klein ventje van Sinterklaas, bij Opa en Oma in Vlaardingen, waar de bejaarde grijsaard jaarlijks kwam, een doosje met een locomotiefje kreeg. Een Sikje. H0, het merk was Kleinbahn. Iets later mocht ik nog 3 doosjes uitpakken, met wagonnetjes erin. Hoe mooi, hoe mooi, hoe mooi…
Mijn broer kreeg ook een trein, en mijn vader timmerde een ‘vaste’ baan op de slaapkamer van mijn ouders. Ik was de koning te rijk, al was ik nog van de ‘meekijken, niet aankomen’-leeftijd. Prachtig vond ik het allemaal..!
Later, begin 70-er jaren, moest ik wekelijks voor m’n studie fotografie naar Amsterdam. Met de trein vanuit Schiedam, waar ik ter wereld was gekomen en opgegroeid. In mijn ogen reden toen, in die tijd, de mooiste treinen. Blauw, met nog een echte restauratiewagon , pluche banken in de 1ste klas, asbakjes die lekker kletterden met die dekseltjes en bovenraampjes die je open kon draaien of duwen. En schermpjes, tegen de zon. En boven de banken foto’s van de mooie plekjes van het land, in ijzeren lijstjes met afgeronde hoeken, stevig vastgeschroefd. En witte plaatjes met onbegrijpelijke kunst, van Openbaar Kunstbezit. Ik zou later nog voor ze gaan werken. En vanaf toen werd kunst duidelijker.., denk ik…
Ik werkte in de Molenstraat 7-11, en destijds begon de Hema treintjes en toebehoren te verkopen voor geen geld. Niet alleen ik, maar ook enkele collega’s werden smoorverliefd op die treintjes. En binnen niet al te lange tijd werd er met regelmaat in de avonduren rails uitgelegd op de lange vloer van de opmaak, of in de grote donkere kamer. De kleine donkere kamer, de ‘Doki’ was helaas te klein, maar daar werkte ik het vaakst. Moest ook gebeuren, maar de toon was gezet voor de rest van m’n leven. De charme van het spoor ging er met mij vandoor…
Daarom ben ik treinspullen blijven verzamelen, allemaal Nederlands gericht voor een baan die ik later wilde bouwen, als ik met pensioen ging.
Genieten was het op de beurzen, waar de mooiste spullen te zien en te koop waren, en wie weet, hetgeen ik zocht. Ik bewaarde alles in dozen, om elke winter de locomotiefjes even tevoorschijn te halen en ze langdurig rondjes te laten rijden. Dat was voor het behoud van de motortjes. En tegelijkertijd leuk.
Ik ging badmintonnen bij Robad, leuke sport, leuke mensen ook, waaronder Ton de Bont. En die had een enorm mooie en knap gebouwde Oostenrijkse baan bij hem boven. En ik mocht af en toe eens langskomen om me te verwonderen, want Ton was perfectionist, bouwde schitterend en werd m’n treinmaat. Voor altijd.
Mijn eigen treinplannen lagen intussen klaar, met bouwtekeningen en al, voor als ik met pensioen ging. Dat kwam steeds dichterbij…
En toen, in de nacht van de 26e juli 2018, precies om 03.00u en vlak voor het Blommenkinders-festival, kwam er een vette streep door alle plannen: herseninfarct…
En Ton dacht: Verdomme.., z’n treinen..!
Verdomme ja… maar je hebt je niet laten kennen.. een treinengek blijft een treinengek.. ook in Wieckendaal.. zet m op Aad!