Het kan dit keer tien keer Klunen zijn, komende zondag, het wil met mij niet lukken. Of het nu de vonk is, die ik mis, of omdat het de laatste twee maanden toch al niet zo lekker rendeert in mij, of omdat het Klunen en daarmee als gevolg Het Grote Feest gewoon te vroeg valt, ik weet het niet.
Maar sommige van de zusters hier, die hebben de kriebels. Ze lopen te kwekken als parmantige, tochtige eenden alsof er iets groots staat te gebeuren: het Klunen dus. Gebeurt er met hen wél wat, bij mij dus niet. Ik sta in de modus van ‘Laat mij maar’.
Ik ben er wel mee bezig. Vanmorgen plopte er op het scherm van m’n laptop een venstertje open, en de opgewekte spontaniteit van Sjef de Bruin spatte binnen. Heerlijk, die man. Voor mij blijft hij de werkelijke Roosendaalse Nar, die geen Drietal nodig heeft. Hij bestaat gewoon, en is niet kapot te krijgen.
En ik mijmer, dat wel. Ik heb zulke mooie herinneringen aan die dagen dat ik voor de dag- en weekbladen met m’n camera mij tussen het gewoel van de vrolijkheid begaf als ‘De Grijze Tullepetaon’, mijn hoed en jas wit bescheten door duivenpoep en m’n pannetje bij. Dat het me nooit een camera heeft gekost is onbegrijpelijk. Die hebben wat geleden. Bier, mayonaise, satehsaus, confetti, ze plakten aan alle kanten.
Maar ik mijmer..: Zou Jean-Paul er wel bij zijn, nu hij Zierikzee als zijn woonplaats heeft gekozen..? En nog zo een paar van die vertrouwde gezichten, die ook aan de sukkel zijn geraakt..? En die namen bij wie ik vertwijfeld stil sta, die namen die me zorgen baren..?
Vorig jaar heb ik mezelf een nieuw pak aangemeten. En een nieuwe hoed. Die van de Mad Hatter. Leuk, leuk, leuk, en ik vond het nodig. De Grijze Tulleptaon die gretig op het deinen van het carnaval kroop, die is niet meer.
Ik heb nog wel een tas vol medailles liggen. Jaarlijks onderscheidde ik 5 Tullepetaone met ‘De Grijze Vetlere’. Tullepetaone die ik eens extra in het zonnetje wilde zetten. Ik hield ze dan aan, spreidde de roodwit geblokte vlag van De Grijze Tullepetaon op straat, waarop ze dan met geheven hand en mijn steelpannetje in de andere hand moesten gaan staan, mij hardop en plechtig, regel per regel, de eed na moesten zeggen:
‘Schèt maor in me panneke
Schèt maor in me hoed
Zo gaot -ie beter
Zo gaot-ie goed’
Voorbeelden van Tullepetaone die daarna voor altijd in de orde verkeerden zijn bijvoorbeeld de ware Tullepetaonse fotograaf Leo de Jaeger ( al zou Lya van Dorst een goede tweede zijn ), Jan van den Blokhut van het RAC en Jeannine Hermans van de Kwakkelkraant die later mijn mantelzorgster zou worden.
Nu ik ze niet meer uitreik ligt er een plastic tasje vol medailles aan kleurig rood-witte halslinten in m’n kast en wie er iets leuks mee weet te doen, die mag ze uiteraard komen halen.
Dan heb ik nog m’n fotoarchief van al die plezierige jaren, het vaakst in Roosendaal natuurlijk, maar ook van de optochten in de Roosendaalse en Bredase dorpen. Daar kijk ik met genoegen nog regelmatig zelf in.
Het meest tijdens het Grote Feest zelf…
Is het weer zo ver?
Jazeker, en dit jaar vroeger dan anders. Bovendien viert het Roosendaals Carnaval haar 66-jarige jubileum. Morgen ( zondag dus ) is het Klunen. Dan kun je bij café’s, in vergelijking met de stempelposten van de Elfstedentocht, een stempeltje krijgen. Is je kaart vol, dan ontvang je een speciaal pinnetje, enkel op deze dag uitgegeven. Voor verzamelaars een must, die willen van alle jaren het bewuste pinnetje in hun verzameling hebben.