Voor mij is het in deze situatie, waarin de emoties mij stilletjes vanuit m’n hart opvreten, noodzakelijk dat ik even een uurtje rust neem. Dat deed ik wel, maar of het zoden aan de dijk zette betwijfel ik. De lunch was een ongewone. Iedereen zweeg, leek alleen met eigen gedachten of ijverde met mes en vork om de boterhammetjes snel naar binnen te krijgen. Jos at met zijn gezin in een andere ruimte.
Ik had vanmiddag een afspraak met een jonge fotografe, die ik sinds enige tijd ken. Ze is professioneel bezig, maar naast het digitale traject koestert ze een enorme passie voor de analoge fotografie.
Ze praat er graag over met mij, en niet alleen omdat ik gepokt en gemazeld ben in de analoge fotografie, maar omdat een goede sparringpartner af en toe wel fijn is om te hebben. Ik had onze afspraak eerder afgezegd, omdat die rond Jos’ stervensuur plaatsvond, maar raadgevers om me heen vonden dat het beter voor me was als de afspraak door zou gaan. Even Wiekendael uit, even iets totaal anders, even weer de freewheelende Aad kunnen zijn, al was het maar voor een moment.
Maar alvorens ik ging, nog even bij Jos binnen. Hij zat in de vergaderkamer met zijn zus. Zulk een afscheid valt niet in te studeren, of er over na te denken. Je doet. Ik pakte hem bij z’n schouders alsof ik een voetballer was die zojuist een winnende wedstrijd had afgesloten. En misschien was dat ook wel zo.
Ik wist van begin af aan wat Jos zijn wens was, en wat een zware gang dat kon zijn. Misschien hebben we elkaar gedurende die weg wat afgeleid, wat verpozing gebracht, wat wijsheden en wat grappen en grollen uitgewisseld.
Dit was dus ons afscheid. Een afscheid als twee kwajongens waarvan de een met de politieagent mee moet, en de ander naar huis wordt gestuurd.
Ik had beloofd om half vier terug te zijn. Karin en Peter speelden wat op gitaar, Victor zou wat later aansluiten.
Onze setlist is er een waar menigeen van smult. Zo ook Jos tijdens zijn leven. Iedereen luisterde, of liet de muziek over zich heen komen. Verdriet leek in ieder van de bewoners een eigen uiting te zoeken.
We speelden en we speelden, tot werd besloten maar wat eerder warm te eten. Voor zover iemand trek had. Daarna zouden we Jos op gepaste wijze uitgeleide doen. Met mooie woorden die werden uitgesproken, want Jos was een redenaar, en muziek van Karin, Peter, Victor en mij.
‘Dust in the wind’, van Kansas. Hoe fraai, en hoe als een behaaglijk muzikale nevel over de aanwezigen neerdalend. Het maakte veel los. Daarna één hand vrij om te fotograferen, terwijl ik me omarmd voelde door de kinderen van Jos.
Ooit vreemden, nu zo dichtbij. Dat doet NAH. Het smeedt vreemden aan elkaar als ware het familie, zo hecht.
En ik dacht aan m’n eigen situatie, vertwijfeld. Waarom onenigheid en ruzies, terwijl je het geluk van levend zijn kunt proeven, voor wie weet hoe kort nog maar..? Het lijkt zo te moeten zijn…
En zo stonden we daar, buiten. Terwijl Jos de zwarte auto in werd geschoven, die vervolgens stapvoets van Wiekendael wegreed.
‘Naar nergens’, zou Jos zeggen. ‘Gewoon naar nergens…’
Dank je wel Aad, je woorden en teksten hebben me gesteund in de afgelopen dagen. Puur en rauw, gewoon zoals het is. Dank en tot snel!
Tot gauw Daan..!