Vanochtend verwelkomde de dag mij als vanouds: vroeg. Ik slaap bij het raam met de gordijnen open, dus het eerste licht streelt mij wakker, met het gekwetter van de talloze vogels boven me. Ze bezetten ’s avonds de oude bomen van de Charitastuin waarop ik uit kijk, om deze bij het eerste licht na alarm geslagen te hebben weer massaal het ruime zwerk te kiezen.
Half zes is mijn tijd. Ik tap een bekertje koffie en ga mijn foto-rubriek voor de volgende dag voorbereiden. Eer de klok zeven slaat is dat al gedaan, en staat dat in elk geval klaar. Dan verdiep ik me in de reis die Zoë met haar gezin aan het maken is. Het zijn vrolijke beelden doorgaans, en ze doen iets met m’n emotie. Ik ben er niet bij, maar een warm gevoel in mij doet soms een traan opwellen. Een gevoel van geluk.
De zuster die me komt helpen en met wie het onderwijl fijn praten is, gaat ditmaal wat dieper op de persoon die ik ben en wat ik beleefd heb, in. Ik vermoed voorbedachte rade. Maar ik kan het ook mis hebben.
Ja, ik heb momenteel verdriet, en nee, ik ben niet bang voor de dood. Ik ben bang voor mijn eigen verdriet, zou ik later tegenover de psychologe die me opzocht, bekennen.
De sfeer aan de ontbijttafel was gezellig. Opperbest. De helft van de aanzitters weet al helemaal niet meer wat er medegedeeld is, en de andere helft gaat mee in m’n eerste grapjes alsof er niets gebeurd is. Want zo moet het: we weten wat we weten, maar we moeten wel leuk met elkaar kunnen blijven leven. Als je in een auto stapt besef je ook niet dat dit dodelijk kan zijn.
Daarna weer heerlijk muziek kunnen maken met Karin, wat een heerlijk vrouwmensje is dit toch. En dan Peter, die per dag slagvaardiger wordt op zijn gitaar, en zijn plezier schittert in zijn donkere ogen. Mijn mantelzorgster Jeannine schoof aan, en beluisterde ons terwijl ze de verse krant doornam. Noem het multitasking, of noem het nieuwsgierigheid. Maar leuk was het wel.
En dan de middag, de psychologe. Een wijze vrouw, met wie ik graag praat. Zij luistert ademloos naar mijn manier van denken, en de wijze waarop ik de afgelopen jaren heb overleefd. Na alles wat er kon gebeuren na mijn herseninfarct.
Nu voert ze mij, al bevragend pratend, naar het diepste geluk en tegelijk mijn grootste zorg in het diepst van mijn wezen: mijn dochter . Ik vermoed dat veel vaders herkennen wat ik opbiecht: een dochter zit dieper in jezelf dan je feitelijk beseft. Het is tevens je achilleshiel, en je zorg over haar, hoe zelfstandig en wijs ze nu ook is, zal nooit verdwijnen.
Ik slaap daarom nooit uit. Als ik blijf liggen na het ontwaken, dan komen de piekerspoken. Piekerspoken bezoeken iedereen, voor of na het slapen.
De piekerspoken bezoeken mij altijd als ik ze de kans geef. Ze brengen de zorgen die ik niet hoef te hebben. Over mijn dochter bijvoorbeeld. Nu volwassen, en zelf moeder. Maar in mij hart en ziel nog steeds dat kleine meisje. Mijn kleine meisje. Ons kleine meisje, ooit…
Dat kleine meisje, straks de wondermooie, van geluk stralende bruid. En ik, haar vader, ben erbij. Mag haar weggeven aan een fantastische vent, die altijd aan mijn plagerijen onderhevig is.
En terwijl ik dit vertel, barst ik in tranen uit. Ze heeft me weer zitten, m’n psychologe. Want ze beseft, mij kennende, dat het niet iedere vader gegeven is, z’n dochter oprecht gelukkig de toekomst in te zien gaan. En dat juist dat besef zo intens in mij leeft.
‘Over twee weekjes weer..?’, vraagt ze met een klein grijnsje.
Doe maar, ik ben er toch…
Zooo mooi verwoord Aad……
Verbijsterend mooi Aad hoe je de woorden laat spreken die mij beroeren. Het laat zien wat een geweldige man je bent. De spoken en het gepieker heeft een ieder en inderdaad vooral voor en net na het ontwaken. Maar laat het je niet beklijven. Wees en blijf dat mooie mens dat je bent. 👌
Prachtig, dank!
Mooi omschreven Aad.
Jouw woorden filteren de ochtend net in dat stukje wat nog bij de nacht zou moeten horen.
Zonder dat het licht pijn doet.