De tijd om in mezelf te keren zoals een boom na bloesem en bloei in stilte z’n bladeren de prachtigste kleuren bereidt voordat z’n oude takken verdorren en bij de eerste de beste herfststorm in tederheid breken, lijkt te zijn aangebroken.
Het waren mooie ochtenden deze week. Ik bracht mijn tijd door aan tafel in de binnentuin om mijn fuchsiaatjes, die het best van hun kunnen hebben gegeven, voor te bereiden op de aankomende tijd, waarin ze zoveel energie als mogelijk moeten verzamelen. Dus alles wat dor is eraf, de besjes, aangemaakt ter voortplanting, ook eraf. Nu ik een ruimte ter overwintering mag gebruiken is het leuk dat ze volgend jaar de kans hebben een nieuwe jaarcyclus te kunnen gaan beginnen. Een nieuwe bloei.
Al plukkend aan de nog jonge plantjes nemen de gedachten hun eigen loop. Een gevoel van vreugde en ontroering kondigt zich onvermijdelijk aan. Het is de verwondering om het nietige en alledaagse waar je, als mens, fotograaf of kunstenaar, anderszins, niet snel overheen kijkt. En daar zit je dan, wie had dat ooit weer kunnen denken. Kleine plantjes die je ontroeren, al is het iets wat je niet kunt delen, vind ik een kostbaar bezit. Hun leven verlengen, en daarmee een nieuwe en wie weet nog rijkere bloei, zorgt ervoor dat je uit blijft kijken naar het voorjaar.
Met de verwondering die ik soms bemerk in de glans van de oogjes van mijn kleinkinderen. Ik mag hun opa zijn, en ik denk steeds meer na over ‘wat als’…
Mijn opa’s, in mijn jonge jeugd, hadden status. Ik keek tegen ze op. Ze behielden afstand. Ze lachten wel, maar deelden nooit hun gedachten. Opa’s waren grijs. Niet enkel qua kleding. Maar ook van ‘zijn’. Ik zocht ook nooit toenadering, ook niet in de laatste weken.
Ik dacht nooit een leuke opa te kunnen zijn, vreesde ik na de leuke aankondiging via het boekje ‘Aadje Piraatje’ dat Zoë me onverwacht aanreikte. Daarin zat een kleine echo, van een wondertje in zwartwit. Ik was geveld door een CVA, en zou motorisch weinig kunnen. Ik zou nooit een stoei-opa kunnen zijn. Dat deed me onnoemlijk veel verdriet. Want dat had ik altijd van mijn opa’s verlangd. Maar ik, nu ik zelf opa ben, en niet kan stoeien, kan en wil ik wél de open armen-opa zijn. Waarbij ze zich vertrouwd voelen, waarbij ze kunnen schuilen, en kleine en grote wijsheden tot zich kunnen nemen.
Misschien maak ik wel een boekje, vol met kleine pleziertjes. Pleziertjes die je nooit verwacht, maar toch komen. Zo het lijkt alleen voor jou. Zo het lijkt dat opa er nog is. Er altijd voor je zal zijn.
Verscholen in dat boek. Alleen voor jou…