Vandaag hangt er een bedompte stilte, die al hing in mijn kamer bij het ontwaken. Het laatste advies dateert van gisteren: blijf liggen als je wakker wordt. Ik sta altijd meteen op, zie al activiteit in de bomen, hoor *ploing* al iemand via mijn What’s App binnenkomen en begin meteen met koffie en de voorbereidingen van m’n fotorubriekje van de volgende dag. Niet dat ik het idee heb dat velen ‘m lezen en de getoonde fotografie laten indalen, maar als het maar een handvol liefhebbers inspireert, dan is het goed.
Nu echter moet ik wat langer blijven liggen. Wie weet slaap ik weer in, pak ik nog wat extra rust.
Maar de stilte ontmoet ik ook in de huiskamer. De teleurstelling over de muziekmiddag van de dag ervoor uit zich in het stille vooruitkijken van m’n tafelgenoten. Ik was er niet bij. De reden waarom is begrijpelijk. Immers, mijn generatie ouderen zit niet te wachten op het meezingen met derderangs artiesten die niet goed bij stem en smaak zijn. Wij willen herkenbare muziek uit ‘onze’ zestiger jaren. Beatles, Stones, Mama’s en Papa’s. Het hoeft niet uit de luisprekers te knallen, als het maar aangenaam klinkt. En mocht het een ander genre betreffen, dan kunnen lokale rasartiesten als een Jan Koevoet, Petra van Zundert en een Hans Solo, daar goed weg mee. Zij weten hoe dit soort instellingen op een leuke manier in beweging te krijgen. Niet alleen Jezus kende de kunst om de lamme aan het lopen te krijgen, nietwaar.
Dat is geen nieuwe wetenschap, en ook artiesten behoor je te betalen voor hun prestaties. Maar belangrijk of niet, het geld moet wel voorhanden zijn. En daar zit vaak de pijn…
Maar de belangrijkste hindernis vandaag is het afscheid van onze bewegingsagoge. Ze heeft voor velen van ons veel betekend, en ik heb veel aan haar inzet te danken.
Na mijn herseninfarct was ik bang om me tussen mensen te begeven. Ik was bang om te vallen. Psychiaters hebben gekeken, zelfs een wanopname in een Vrederust waar ik nooit terecht had mogen komen en spoorloos was voor mijn eigen behandelende artsen, het leverde enkel maar oververmoeidheid en sufheid door de medicatie op.
Na 3 maanden kwam ik toen, tegen mijn wil, in Wiekendael. En eigenlijk vanzelfsprekend bij de bewegingsagoge , die met me aan de slag ging.
Zij ontdekte dat ik na mijn CVA geen achterwaartse bewegingen meer kon maken. Geen stap naar achter, geen omdraaibeweging. Het lukt gewoon niet meer.
En vandaar dus mijn angst om aangeraakt te worden. Ik zou spontaan mijn evenwicht verloren hebben, en gevallen zijn zonder mezelf op te kunnen vangen.
Dat vastgesteld hebbende kreeg ik van haar de ‘Mol’-therapie voorgeschreven.
Daarbij sta je recht voor een scherm en zie je virtueel rondom je mollen uit de grond komen. Je reageert daarop met een trap-reflex naar de mol.
Maar de mol duikt ook vlak achter je op, dus zou er een trapreflex naar achter moeten optreden. En gebeurt dat niet, en kun in aanvang niet eens een stap naar achter doen, naarmate de oefeningen intensiever worden kwam het er echt wel van. Magisch, maar waar.
Met de stap terug kunnen maken kwam ook het zelfvertrouwen terug, en verdween de angst.
De band die je met een therapeut opbouwt wordt dan heel waardevol. Dat gebeurde met m’n spraak, dat gebeurde in dit geval met m’n beweging. En je weet dat er onvermijdelijk een afscheid komt, en dat een afscheid ook nodig is.
Daar niet van.
En het blijft mooi dat ze er was toen ik haar zo nodig had. Maar toch…