
Eén van de nadelen is dat veel mensen veronderstellen dat ze weten wat een herseninfarct is. Dat is een aandoening aan de hersenen. Vaak dankzij een adertje dat even een paar seconden verstopt zat, en daardoor een gedeelte van de hersenen niet meer van zuurstof kon verzien.
Met alle desastreuze gevolgen van dien. Sommige defecte functies kun je door intensieve oefening herstellen, andere leer je mee omgaan. Maar het effect van de schade is bij eenieder anders. Maar soms ook helemaal niet. Je leven is dan voor altijd naar de sodemieter, of je gaat dood. Vroeg of laat, en laat is altijd onverwacht. Oeps, er valt een stekkertje uit, en de verbinding is niet meer te herstellen.
Op het moment dat ik dit schrijf ben ik vannacht weer bij m’n positieven gekomen, na twee nachten en een dag als een ledenpop op bed gelegen te hebben. Wel gedachten hebbend, maar ze niet kunnen sturen. Ze kabbelen door je hoofd, meer niet. Je gedachten laten je weten dat je op het einde van de dag niet naar Jochem Myer kunt, maar daar blijft het dan ook bij. Je huilt wel even als de zuster die je verzorgt je dat nog eens voorzichtig vertelt, maar daarna blijf je snikkend tegen haar schouder hangen totdat de emotie weer weg kabbelt en je weer niets met je gedachten kunt. Dan ben je weer alleen, wachtend tot het kabbelen van je gedachten overgaat in een voorzichtig stroompje. Verder heb je pijn, en heb je geen kracht meer. Nergens meer. Zoals een ledenpop. Ongeveer.
En je kunt niet meer tegen prikkels, in welke vorm dan ook. Geluid, licht, sterke kleuren, emoties en zo kan ik nog wel even een riedeltje schrijven. Ik heb lang alle prikkels met moeite kunnen velen. Maar leerde hoe er mee om te gaan.
Twee openvolgende jaren heeft m’n dochter Zoë me meegenomen naar een megaconcert van Bruce Springsteen. Het maakte me superblij, maar tegelijk enigszins bang. Nogal, feitelijk.
Zoë verwachtte dat wel en zei meteen dat we weg zouden gaan als het me teveel werd en bovendien gingen m’n vrienden mee. Het gaf me de rust die ik kennelijk nodig heb.
Vooraf het begin van het concert genoot ik al vanaf het rolstoelpodium waar ik zat met Zoë, beneden Gerben en Alfred gadeslaand terwijl die net zo genoten van de ambiance als ik. En genoot van de reacties van Zoë die nota bene nog geboren moest worden terwijl ik al in de Kuip bij The Boss stond te blèren en te dansen met m’n collega’s.
Ik ontdekte dat ik dit kabaal allemaal kon doorstaan, én van de prachtige muziek, als ik me er maar op kon richten. Me kunnen focussen geeft me de mogelijkheid op te gaan in dat wat er gebeurt. Het geeft me wel een tikkie terug, maar tikkies terug kun je handelen. Dat is de wet van overleven.
Nu echter, heb ik heerlijk gegeten in een restaurant waar ik al eerder had genoten. Echter ditmaal was het anders. Ditmaal zaten er twee tafels bezet door gezelschappen die ook van de avond en het eten genoten.
Echter, naarmate de avond vorderde werd ook het communicatievolume dat van achter me enkel maar toe leek te nemen een voor mij niet te nemen hindernis. Het sabelde me neer.
Voortaan eet ik dus enkel het liefst in kleine restaurantjes met knusse tafeltjes, met kleine gezelschapjes en zachte lichtjes om me heen.
Nu richt ik me op komende vrijdag, wanneer dichter Leo Lotterman en ik als Stadsnomaden in het Huis van Roosendaal een plechtig moment mogen meemaken. Dat wil/mag ik absoluut niet missen.
Daar proost ik op..!
Ga ervoor Aad!!
Geniet ervan Aad!