08 – 04 – 2024

Geplaatst op

Het zat er natuurlijk dik in gisteravond. Doodmoe van alle emoties, niet alleen die van mezelf, maar die van de mensen om me heen, ging ik heel vroeg slapen. Echter -ik weet niet of het een geaccepteerd werkwoord is- maar het werd ‘hazeslapen’.

Om elf uur lag ik al naar mijn klokje te koekeloeren. Er gebeurde nog teveel in m’n hoofd. Het verdriet van Arthur, maar ook het besef van wat-ie voor mij, en voor zijn medebewoners betekende. Hij was een smaakmaker, een muziekmaker, een praatjesmaker en een pleziermaker. Ineens weg. Gewoon weg.

Terwijl ik de indrukwekkende aanwezigheid van Jos al miste, en daar nog steeds een plaatsje voor, binnen in mezelf, aan het zoeken was. Ik ben best vrij plooibaar, ik wentel me vrij makkelijk in veranderende situaties. Maar nu zie ik donkere wolken boven NAH hangen.

Twee grote mannen die de wankelende woonafdeling NAH ‘droegen’, die zijn nu ineens weg. Om nooit meer terug te keren.

De nacht zou lang gaan duren. Piekerend, dingen op een rijtje proberend te krijgen, en je juist op zulke momenten, enorm eenzaam voelend.

Terwijl het traag rijzende licht van buiten de dag aankondigde, begon ik aan het portret van Arthur te werken. Om het op groot formaat van 1.20 m te optimaliseren, gebruikte ik AI. Het ultieme gereedschap dat ieders vakmanschap kan overtroeven. Maar het is Arthur ten voeten uit. Een open gezicht met ondeugende trekjes, en waarachtig gelukkig. Stralende ogen, benadrukt door zijn kleine, ronde brilletje. Gelukkig met zijn vrouw, zijn kinderen, kleinkinderen en ook met zijn naaste kameraden in Wiekendael. Een soort stille Bende van de Zwarte Hand, en vooral met onze kunstigheden bezig. Arthur speelde ongedwongen zijn ‘mondmuziekskes’ en de piano, net zoals Jan dat deed. Jos altijd maar vormgevend bezig, Petertje met zijn onlosmakende gitaar… En Ad, de plaatjesdraaier die alle liedjes kent die niemand kent.

Arthur tekende ook hele dagen door. Zittend in zijn rolstoel, zijn potloderij bij de hand, en altijd taferelen die hij zelf verzon. Ik plaagde hem voortdurend als hij naar complimentjes viste. Vertelde hem dat-ie mooi kon tekenen, maar mooie borsten tekenen, dat ging hem nooit lukken.

Tja, Arthur…

Zo meteen komt Jeannine, mijn mantelzorgster, mij halen.

Op het station wacht dan de trein, en dan die prachtige rit naar het oosten van het land.

Waar de oude bomen krampachtig om zich heen lijken te grijpen, en het decor vormen van een wereld waarin Witte Wieven kunnen bestaan…

2 reacties op “08 – 04 – 2024&rdquo

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *