Gisteren schreef ik geen blog. Ik moet al veel investeren in het uitbollen van de griep, wat allemaal al niet op wil schieten, en ik mocht gisterenmiddag een 45-jarige bruiloft meemaken.
De ouders van een mij bekend verpleegster vierden hun feest, en een paar goede foto’s daarvan zouden welkom zijn. Nu is zij vriendin en voormalig collega van mijn eerste EVV-er, Nancy. Kleine Nancy, die werd opgezadeld met mij als nieuwe Wiekendaelbewoner destijds. Een bewoner die daar absoluut niet wilde wonen, die tegelijkertijd het feit moest ondergaan dat al zijn bezittingen verkocht werden, en bovendien, hij had te kampen met een CVA.
Nancy kweet zich van haar taak op een wijze die ervoor zorgde dat ik stukje bij beetje de leuke kanten van zijn nieuwe, zo andere leven in ging zien.
Bovendien, de band tussen Nancy en mij werd bijzonder. Zo bijzonder dat Nancy de belofte deed altijd voor mij zou blijven zorgen, toen onze wegen zich scheidden.
De belofte werd bewaarheid. Ging ik langer dan een dag weg, dan was Nancy mijn metgezel. En zo ook gisteren.
Intussen had Nancy de liefde voor de camera opgebouwd. Dat wil zeggen, mijn camera. Zij heeft een oog voor beeld. Waar dat zich afspeelt, of waar dat zich zou gaan afspelen. Driekwart van de feesttijd rustte de Leica in haar schoot, terwijl ik hem toch echt op een andere plek had achtergelaten.
Het was een leuk feest, en mooi was mooi geweest.
In Wiekendael gekomen ging ik meteen slapen. Een rustige nacht, een vredige nacht, maar tevens eentje die ik nooit zal vergeten.
Deze nacht is mij vriend en medebewoner Arthur overleden. Ik ben diep bedroefd. Hij was echt op, lichamelijk gezien. Heeft ook veel pijn geleden. En dat hij zou gaan, dat was te verwachten.
Maar nu al, en zo zonder nog even een kwinkslag, nog even een boks, nog even die vette getrouwe knipoog… En dan denk aan zijn geliefden, die hem zo vaak bezochten als het maar kon, zelfs dagelijks. Het doet me allemaal te veel. Terwijl Jos nog dagelijks mij in gedachten vergezelt en stil laat staan bij de momentjes en de dingetjes, en zijn zware volle stem nog zo duidelijk hoorbaar in mijn gedachten klinkt, had ik nog geen plaatsje voor Arthur bereid. Het kon nog zo slecht gaan met Arthur, de dag erop zat hij weel vol leven.
Ik zou blij moeten zijn dat hij geen pijn meer heeft, geen angst meer, geen verdriet.
Maar anderzijds, ik heb hem ook niet meer. Naast mij aan tafel, als gespreksmaatje, observerend, gedachten delend. En Jos is er ook al niet meer. En zovelen niet meer. George, Rini, de grote namen van NAH… De bus rijdt te hard, en er stappen te snel mensen uit. Bij onverwachte haltes, die uit het niets opdoemen.
Chauffeur… Chauffeur..?